Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - De Alteratie (1578)


Gedeelte van piëta, ca. 1450.
Collectie Amsterdams Historisch Museum
8. De Alteratie (1578)
Na het uitbreken van de Nederlandse opstand tegen koning Filips II, zou Amsterdam tien jaar lang trouw blijven aan de katholieke vorst. Uiteindelijk ging ze, moe van de oorlog, overstag. Met de Alteratie sloot ze zich aan bij de protestantse opstandelingen onder leiding van Willem van Oranje.

In 1568 brak in de Nederlandse gebieden een opstand uit tegen het centrale gezag van de Koning van Spanje, Filips II. Voor een deel was deze het gevolg van economische problemen, voor een belangrijk deel ook omdat de katholieke Filips hardnekkig vasthield aan een streng beleid tegen ketters, oftewel de protestanten. Die opstand, in toenemende mate onder leiding van de protestantse prins Willem van Oranje, zou leiden tot de onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden. Maar dat kon in 1568 nog niemand vermoeden, al was het maar omdat het Habsburgse Rijk van Filips toen het machtigste rijk in het Westen was.

Verschillende steden gingen met de opstand mee, maar niet Amsterdam. De stad bleef, onder leiding van een groep katholieke bestuurders, aan de kant van het gezag staan. Het trouwe Amsterdam werd zelfs het hoofdkwartier van de Spanjaarden. Pas tien jaar later, in 1578, ging de stad om – de Alteratie – en sloot zich aan bij de opstandige gebieden.

Dat was niet bepaald vanzelf gegaan. De stad was omsingeld door vijanden en overstroomd door vluchtelingen uit de omliggende streken. Langzaam maar zeker kreeg de bevolking genoeg van de benarde situatie. Op 26 mei 1578 rukten de stedelijke schutters op naar het stadhuis, de bevolking bewapende zich en bezette de Dam. De leden van het katholieke stadsbestuur werden gearresteerd en door een haag van schutters naar het Damrak gevoerd, waar twee boten klaarlagen. Buiten de stad, bij de Diemerzeedijk, werden ze letterlijk en figuurlijk ‘aan de dijk gezet’. Ze waren vrij om te gaan waarheen ze wilden. Een nieuw, protestants stadsbestuur bezette vervolgens de achtergelaten kussens.

Hoewel er geen druppel bloed vloeide, was de Alteratie een echte revolutie. Voortaan stond Amsterdam aan de kant van de prins van Oranje en was ze een protestantse stad. De vele kloosters, kerken en kapellen kwamen in protestantse handen; heiligenbeelden werden vernield. De katholieke geestelijken moesten de stad verlaten. Overal werd de katholieke eredienst verboden. Katholieken mochten hun geloof voortaan slechts in besloten kring belijden. De openbare ruimte was nu protestants.

In de praktijk kwam het erop neer dat welgestelden die daarvoor de ruimte hadden – en liefst ook over goede relaties met het stadsbestuur beschikten – bijeenkomsten belegden in hun huizen. Zo liet de koopman Jan Hartman de bovenste drie verdiepingen van zijn huis op de Oudezijds Achterburgwal tot kerk verbouwen. Twee eeuwen lang was dit de belangrijkste katholieke schuil- of huiskerk in Amsterdam, bekend geworden als Ons’ Lieve Heer op Solder.

Na de Alteratie zou een stroom kooplieden naar Amsterdam op gang komen, vooral uit de Zuidelijke Nederlanden. Daar was de economie ernstig verstoord geraakt door het voortduren van de oorlog. Een dramatische ontwikkeling daarin was de val van Antwerpen. Die stad, indertijd een centrum van de wereldhandel, werd in 1585 door Spaanse troepen ingenomen, waarna de Noordelijke Nederlanden de Schelde afsloten. Handel over zee was niet meer mogelijk.
Amsterdam zou daar sterk van profiteren. De nieuwe machthebbers vonden dan ook dat de Alteratie slechts goeds had gebracht: geloofsvrijheid én geld.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina