Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - De grachtengordel (1612)


Jacob Bosch. Plan stadsuitbreiding, grachtengordel, 1679.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
12. De grachtengordel (1612)
Amsterdam is wereldberoemd om haar grachtengordel. De Heren-, Keizers- en Prinsengracht liggen in halve cirkels om de oude middeleeuwse stad heen. Ze zijn het resultaat van de eerste grote stadsuitbreiding.

Door de groei van de bevolking barstte Amsterdam uit haar voegen. De stad was aan het einde van de zestiende eeuw al wel verdubbeld in oppervlakte, maar dat was niet genoeg. Ook de havencapaciteit was niet toereikend. Er waren meer woningen nodig, meer kades, meer pakhuizen. In 1612 ging Amsterdam het nu eens goed aanpakken en startte een werkelijk spectaculaire onderneming: de aanleg van een grachtengordel.

De gemeente kocht een brede strook grond op, liet de bebouwing slopen, grachten graven, het terrein ophogen en een grote aarden wal met militaire versterkingen eromheen aanleggen. Een aantal Amsterdamse regenten heeft hier goudgeld mee verdiend. Omdat zij van te voren wisten om welke terreinen het ging, hadden ze deze snel opgekocht en vervolgens voor veel geld aan de gemeente doorverkocht. Ondanks deze smet betekende de aanleg van dit gebied, in die tijd bekend als de Derde Uitleg, een nuttige uitbreiding – met veel meer ruimte voor de haven, terreinen voor allerlei bedrijven en meer woonruimte. Tegelijkertijd was hij ook uitdrukkelijk bedoeld als een ‘cieraat’ voor de stad. Het nieuwe stadsdeel moest vooral mooi worden.

En zo ontstond die kenmerkende plattegrond van Amsterdam: een halve cirkel, doorsneden door de Amstel, met het havenfront aan het IJ als basis, aan weerskanten kunstmatige eilanden: Uilenburg, Rapenburg, Marken en Vlooienburg aan de oostkant; Bickerseiland, Prinseneiland en Realeneiland aan de westkant. Het meest opzienbarende onderdeel van de Derde Uitleg waren de drie grachten die om de oude stad heenliepen. De ruim opgezette Heren-, Keizers- en Prinsengracht waren beplant met lindebomen en iepen, een bijzonder verschijnsel in die tijd. Zoveel natuur in een stad, dat kenden buitenlanders niet.

De Herengracht moest het pronkstuk worden, bedoeld voor “schoone woningen ende huysen voor den rentenieren ende andere vermogende luyden”. Daarom kwamen er over die gracht niet de gebruikelijke houten wipbruggen, maar stenen bruggen met vijf bogen. De middelste boog was geschikt om onderdoor te varen met een klein bootje, een ‘lichter’. Dat was ook nodig omdat vrijwel elk vervoer door de stad per boot ging. De tussenstraten waren vooral bedoeld voor de winkeliers. De aangrenzende Jordaan werd een wijk voor ambachtslieden.

De enorme grachtengordel werd geleidelijk aangelegd en bebouwd. Eerst was het gedeelte tussen Haarlemmerdijk en Leidsegracht aan de beurt. Na 1665 werd de grachtengordel doorgetrokken tot de Amstel. Daar verrezen de fraaiste patriciërshuizen. Het gedeelte van de Herengracht bij de Reguliersgracht ging ‘de Gouden Bocht’ heten. Op de Oostelijke eilanden werden nog drie ‘werkeilanden’ aangelegd, namelijk Kattenburg, Oostenburg – vooral bestemd voor de VOC – en Wittenburg. Toen stagneerde de zaak.

Het laatste stuk voorbij de Muidergracht was voor woningbouw eigenlijk niet meer nodig. In 1682 besloot het stadsbestuur daarom er een wandel- en ontspanningsgebied van te maken, waar zelfs buitenverblijven mochten worden gebouwd. Dit werd de Plantage, het grootste en lange tijd eigenlijk ook het enige stuk groen in de stad. Pas in de negentiende eeuw veranderde de Plantage in een woonbuurt. Twee eeuwen lang zou deze uitbreiding toereikend zijn voor de behoeften van de stad, die gestopt was met groeien.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina