Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - Bankiershuis Hope & Co (1762)


Nicolaas Pieneman. Johanna Jacoba Borski, ca. 1850.
Collectie Museum Van Loon, Amsterdam
22. Bankiershuis Hope & Co (1762)
In de achttiende eeuw verschoof de handel in goederen, naar handel in geld. Bankiershuizen kwamen op, zoals het vermaarde Hope & Co aan de Keizersgracht. De firma verzorgde leningen en investeringen door heel Europa. Ook particulieren als de steenrijke weduwe Borski speelden een belangrijke rol in de Amsterdamse financiële wereld.

Amsterdam was groot geworden met handel, op alle windstreken en met allerlei waren en producten. Maar in de loop van de achttiende eeuw zagen de grote handelshuizen hun winsten verminderen, vooral door een toegenomen concurrentie uit het buitenland. Langzaam maar zeker legde een aantal Amsterdamse kooplieden zich toe op een nieuw bedrijf: de geldhandel.

Vanaf ongeveer 1760 gingen ze leningen verstrekken, niet alleen aan bedrijven en ondernemingen in het buitenland, maar vooral aan vreemde mogendheden. Buitenlandse vorsten, in een bijna eindeloze hoeveelheid oorlogen verwikkeld, zaten regelmatig te springen om geld. En Amsterdamse kooplieden waren bereid de benodigde bedragen te verschaffen – natuurlijk wel tegen een goede beloning. Een aantal handelshuizen werden banken.

Het meest succesvolle bankiershuis was dat van Hope & Company. De firma was als handelsbedrijf opgericht door de van oorsprong Schotse broers Thomas en Adrian Hope. In 1762 kwamen de familieleden Henri en John Hope bij het bedrijf. Vanaf dat moment viel de nadruk op bankiersactiviteiten. Hope & Co zou een van de belangrijkste banken van Europa worden, zo niet de belangrijkste.

De Familie Hope woonde in monumentale panden aan Keizersgracht 444-448. Daarachter was een binnenplein met een kantoor, en aan de kant van de Prinsengracht een enorm pakhuis, stallen en koetshuizen – nu de nummers 609 en 611. Het complex vormde een geldpaleis in de stad. Als buitenhuis had Henry Hope de hofstede Welgelegen gekocht, even buiten Haarlem (nu het Provinciehuis van Noord-Holland). Daar kon hij zijn interessante collectie schilderijen tenminste kwijt.

Een van de grootste zakenpartners en adviseurs van Hope & Co was Willem Borski (1765-1814). In 1812 was hij een van de rijkste inwoners van Amsterdam. Twee jaar later overleed hij, waarna zijn weduwe, Johanna Borski-van de Velde (1764-1846), het bedrijf voortzette. Dat was bijzonder in het herenbolwerk van handel en geld. Zo mocht zij als vrouw niet op de beurs komen, daarvoor was ze afhankelijk van haar procuratiehouder J.B. Stoop.

Tot haar tachtigste zou ze de firma Wed. W. Borski met ferme hand leiden. Als iemand haar persoonlijk wilde spreken, dan moesten ze maar vragen of ze bij haar thuis langs mochten komen. Dat kon in haar huis aan de Keizersgracht zijn bij de Spiegelgracht, in haar boomgaard in de Plantage of op haar uitgestrekte buitenplaats Elswout bij Overveen. Amsterdam was het centrum van de geldhandel en Johanna Borski was daarvan het middelpunt. Een aantal van haar kinderen – ze had er tien – trouwde ook met leden van bekende bankiersfamilies, als Insinger, Sillem en Van Loon.

Borski deed veel zaken met Hope & Co. Zo zouden ze bijvoorbeeld in 1820 gezamenlijk een enorme lening aan Rusland verstrekken. Maar het meest bijzonder was Borski’s besluit om een initiatief van koning Willem I te steunen. Deze wilde een Nederlandsche Bank oprichten, die toezicht moest houden op het financiële verkeer. Daar had de Amsterdamse elite niet veel vertrouwen in. Borski wel: ze investeerde voor veel geld in de bank, waardoor die kon opstarten. Zonder de weduwe was de financiële stabiliteit van het Koninkrijk der Nederlanden aanzienlijk zwakker geweest.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina