Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - Artis (1838)


R.H. Herwig. De ingang van natura Magistra (Artis), ca. 1915.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
26. Artis (1838)
Artis was de eerste dierentuin op het Europese vasteland. In de beginjaren zou de tuin in de Plantagebuurt alleen toegankelijk zijn voor de welgestelde burgers. Later mochten ook de gewone Amsterdammers zich vergapen aan de wilde dieren, het bijzondere aquarium, de musea en de uitgebreide wetenschappelijke bibliotheek.

Uitgever en boekverkoper G.W. Westerman wilde een dierentuin inrichten, net zoals in 1828 in Londen was gebeurd. Zijn plan ontmoette weinig medewerking van de overheid, zodat hij bescheiden moest beginnen. In de voormalige Stadsherberg aan de Plantage Middenlaan richtte hij in 1837 een expositie in van opgezette dieren en noemde dat ambitieus een Zoölogisch Museum.

Westerman wilde niet alleen dode, maar ook levende dieren laten zien. Samen met twee kennissen kocht hij de buitenplaats Middenhof. In 1838 richtten ze een vereniging op: Natura Artis Magistra, de Natuur is de Leermeesteres van de Kunst. Al snel konden wat apen, herten en papegaaien worden bezichtigd. Maar de dierentuin ging pas echt wat voorstellen toen Artis een jaar later ‘het reizende beestenspul’ van een Rotterdamse kermisexploitant aankocht: onder meer de olifant Jack, drie paar leeuwen, een tijger, hyena’s, een gnoe, twee lama’s, een zebra, apen en zelfs een boa constrictor van meer dan vijf meter lang.

In de loop der jaren breidde de tuin voortdurend uit. Zo opende in 1882 het hypermoderne Aquarium voor het grote publiek. Het interessante van Artis – zo genoemd omdat ‘in natura’ in die dagen wat al te gewaagd was, dat betekende namelijk ook ‘naakt’ – was dat het een wetenschappelijke doelstelling combineerde met aangename ontspanning. Op het terrein van Artis waren niet alleen dieren te zien, maar was ook een prachtige bibliotheek gevestigd, een museum waarin de samenhang en evolutie in het dierenrijk te bewonderen viel, evenals een etnografisch museum en een kabinet met mineralen en gesteenten.

Daarnaast was het succes van Artis te danken aan het feit dat de tuin zich al snel ontwikkelde tot een geliefd verpozingsoord, met aangename laantjes (waar verliefden afspraakjes konden maken), lieflijke vijvertjes, interessante beelden en verrukkelijke bloemenborders. Bovendien kwam er een muziekkapel bij, waar uitstekende concerten werden gegeven. Natuur en kunst liepen geheel in elkaar over.

Bij al dit fraais bleven de beter gesitueerde Amsterdammers liever onder elkaar, zonder last te hebben van het gewone volk. Alleen leden van de vereniging hadden toegang, in die zin was het een soort openluchtsociëteit. Toch mocht ook de gewone man zich mondjesmaat vergapen aan de dieren. Vanaf 1842 was de tuin op sommige dagen (voor een kwartje) ook voor niet-leden toegankelijk. Vooral in de maand september, traditioneel de maand waarin heel Amsterdam op haar kop stond wegens de kermis, bood een bezoekje aan de dierentuin een rustig alternatief.

Westerman wist overigens niet alleen van Artis een succes te maken. Hij was ook medeoprichter van de eerste onderneming die een tramlijn in Amsterdam aanlegde, de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij uit 1871. De omnibus was een paardenkoets die plaats bood aan maximaal 20 personen en een vaste route reed met vaste vertrektijden en tarieven. De eerste omnibus reed vanaf 1872 heen en weer tussen de Plantage en de Dam. Eerst reed deze wagen gewoon over de weg, maar in het laatste kwart van de negentiende eeuw kwamen er rails in het wegdek. Dat maakte het rijden in wat nu een paardentram heette een stuk prettiger maakte. Ook dit initiatief was vooral bestemd voor de rijkere Amsterdammers. Gewone Amsterdammers liepen.

Het gemeentebestuur rekende dit soort ondernemingen – het inrichten van openbare voorzieningen – lange tijd niet tot zijn taak. Het had er trouwens ook niet het geld voor. Het was vooral aan initiatiefrijke Amsterdamse burgers, als Westerman, te danken dat het in de loop van de negentiende eeuw wat aangenamer werd om in de stad te wonen en te leven.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina