Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - Paleis voor Volksvlijt (1864)


Jacob Olie Jbz. Paleis voor Volksvlijt, luchtballon Léon Mary, 8 juli 1893.
Collectie Stadsarchief Amsterdam
27. Paleis voor Volksvlijt (1864)
De moderne tijd brak aan. Het symbool van de nieuwe tijdgeest was het Paleis voor Volksvlijt. Het glazen paleis was er gekomen dankzij de inspanningen van de joodse arts Samuel Sarphati.

Aan het einde van de jaren vijftig verrees op het Frederiksplein een imposant gebouw: het Paleis voor Volksvlijt. Het grondvlak was ongeveer zo groot als de Dam, en het volume anderhalf keer het Paleis op de Dam. Het was gemaakt van glas en gietijzer, had een koepel van 64 meter hoog, en werd verlicht door zesduizend gaslampen – een nieuwe uitvinding. Het gebouw, kortweg als ‘Volksvlijt’ aangeduid werd na zes jaar bouwen op 16 augustus 1864 geopend. Het was de trotse schepping van de joodse arts Samuel Sarphati (1813-1866).

Sarphati was een man die met een onvoorstelbare energie en doorzettingsvermogen het ene plan op het andere stapelde. De stank en overlast in de stad had hij teruggedrongen door urinoirs en openbare wc’s te plaatsen. De enorme stapels rotzooi en viezigheid op straten en pleinen probeerde hij op te ruimen door een onderneming op te richten die het stadsvuil zou inzamelen. Door hierbij arme Amsterdammers aan het werk te zetten, bood deze onderneming tegelijkertijd werkgelegenheid. Sarphati richtte ook de eerste broodfabriek op, waardoor het brood – het basisvoedsel voor de gewone Amsterdammers – een stuk goedkoper werd.

Maar de meeste indruk maakte Sarphati als projectontwikkelaar. Hij wilde van een halflandelijk gebied buiten de Utrechtsepoort een moderne wijk maken, waar het goed toeven was en waar bovendien de toekomst dichterbij werd gehaald. En die toekomst lag naar zijn mening niet in handel en haven, waar het al enige tijd niet wilde vlotten, maar in de industrie. Dat had hij gezien op de wereldtentoonstelling in Londen (1851). Daar was een glazen koepel gebouwd, Crystal Palace, waar het beste stond tentoongesteld dat de industrie kon maken.
Zo’n initiatief wilde Sarphati ook in Amsterdam: een imposant gebouw waar iedereen kon komen zien hoe de Nederlandse economie zich verder diende te ontwikkelen.

Voor Sarphati was dit bouwwerk slechts een onderdeel van een nog veelomvattender plan. Hij had bedacht dat het tijd werd voor een stadsuitbreiding, de eerste sinds de zeventiende eeuw. Aanhoudend geldgebrek en zijn vroegtijdig overlijden verhinderden de realisering daarvan, al was tijdens zijn dood in 1866 het Amstelhotel al wel in aanbouw; het zou wel een heel stuk kleiner worden dan aanvankelijk was bedacht.

Met het Paleis ging het van begin af aan al niet erg goed. Om de exploitatie rond te krijgen moest het steeds vaker worden verhuurd voor amusement van matig niveau, waardoor het de bijnaam Paleis voor Volkspret kreeg. Het einde was treurig. In de nacht van 17 op 18 april 1929 brandde het gebouw af. De laatste restanten, een galerij, werden in 1961 gesloopt om plaats te maken voor de Nederlandse Bank. Sinds 2002 ijvert een aantal Amsterdammers, aangevoerd door kunstenaar Wim T. Schippers, voor de terugkeer van het glazen paleis, maar dat wil nog niet erg lukken.

De daden van Sarphati werden niet vergeten. De joodse bankier, liberaal politicus en ruimhartig filantroop Abraham Carel Wertheim (1832-1897) zorgde ervoor dat er in 1886 een monument voor hem kwam. En zelf zou hij in Sarphati’s voetsporen treden. Zijn biografie toont een indrukwekkende lijst aan initiatieven. Tot de meest opzienbarende projecten behoorden de organisatie van de Wereldtentoonstelling van 1883 (op het Museumplein), en de herbouw van de Amsterdamsche Schouwburg op het Leidseplein, nadat deze in 1890 was afgebrand. Al snel na zijn dood werd de Parktuin te zijner ere omgedoopt in Wertheimpark.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina