Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - Het Jordaanoproer (1934)


Fotograaf onbekend. Jordaanoproer, juli 1934.
Collectie Spaarnestad Photo, Haarlem
39. Het Jordaanoproer (1934)
De enorme werkloosheid van de Crisisjaren veroorzaakte een gespannen sfeer. In de zomer van 1934 barste de bom. Toen de steunuitkeringen verlaagd bleken, laaide het protest op. Tijdens het Jordaanoproer raakten wanhopige en woedende arbeiders slaags met de politie en het leger. Er vielen vijf doden.

Sinds 1929 heerste een ernstige economische crisis. Velen raakten werkloos en moesten van een schamele steunuitkering zien rond te komen. In Amsterdam was het aantal ondersteunden opgelopen van ongeveer 10.000 in 1929 tot zo’n 50.000 in het midden van de jaren dertig. De regering probeerde de begroting sluitend te houden en bezuinigde op nagenoeg alles. Ook op de steunuitkeringen. In juli 1934 brak daartegen een oproer uit.

Het rommelde al langer, maar op 4 juli barstte de bom. In gebouw De Harmonie aan de Rozengracht hield het Werkloozen Strijd Comité, een organisatie van de communistische partij, een protestbijeenkomst. Opeens sprong een vrouw op het podium. Ze riep dat ze nu zeven gulden minder steun per week kreeg en niet wist wat ze moest beginnen. Daarop trokken groepen arbeiders de Jordaan in. Ze gooiden straatlantaarns kapot en braken de straat op. Ook in andere arbeiderswijken, zoals de Indische Buurt en de Dapperbuurt in Oost, kwam het tot gevechten met de politie. Laat in de nacht leek de rust weergekeerd.

De volgende dag echter laaide het protest weer op. De gevechten met de politie veranderden in complete veldslagen. De opstandelingen plunderden winkels en staken auto’s in brand. In het noordelijk deel van de Jordaan, tussen Brouwersgracht en Rozengracht, werden de bruggen opgehaald, barricades opgeworpen en durfde geen politieman zich meer te laten zien. Het bestuur besloot het leger in te zetten. Op zaterdag 7 juli was het verzet in de Jordaan gebroken; in Amsterdam-Noord smeulde het nog enkele dagen na. Na dit tumult waren de werklozen verslagen. Doffe berusting volgde. De ellende van de crisis was niet alleen dat het inkomen bij werkloosheid drastisch daalde, maar vooral dat er maar geen einde aan leek te komen. De crisis bereikte zijn dieptepunt pas in 1936, met ongeveer 60.000 werklozen. Daarna zou de werkloosheid traag afnemen. Het werklozenbestaan was benard en drukkend. Om te verhinderen dat ze stiekem wat zouden werken, dienden de werklozen elke dag een stempel te halen op hun kaart. Overal in de stad waren stempellokalen, treurige hangplekken waar vergeefs gemord werd, voortdurend in de gaten gehouden door de politie.

Werklozen werden ook opgeroepen voor de werkverschaffing. Bij pech moesten ze ergens ver buiten Amsterdam kanalen graven of heidegronden ontginnen. De ‘geluksvogels’ konden in Amsterdam blijven. Daar werd in het zuiden van de stad vanaf 1934 het Amsterdamse Bos aangelegd. In de jaren tussen 1934 en het begin van de Tweede Wereldoorlog werkten 20.000 werklozen met simpele schoppen en kruiwagens aan dit ‘Boschplan’.

De jaren dertig waren niet alleen zo somber door de crisis. De nationaal-socialisten maakten zich in die tijd meester van de macht in Duitsland. In Nederland vreesde men dat de werklozen zo wanhopig zouden worden, dat ze zouden bezwijken voor de verleiding van het nationaal-socialisme. Dat was niet het geval. Maar het stimuleerde de overheid wel om voortaan ook het vergroten van de werkgelegenheid tot haar taken te rekenen. Een beleid dat pas na de Tweede Wereldoorlog kon worden gerealiseerd.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina