Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - De Oranje loopt van de helling (1938)


Emmy Andriesse. Met dank aan Joost Elffers. M.S. Oranje, ca. 1939.
Universiteitsbibliotheek Leiden, Leids Prentenkabinet
40. De Oranje loopt van de helling (1938)
Na de komst van het Noordzeekanaal veranderde de overkant van het IJ in het centrum van de scheepsbouw. Amsterdam-Noord was geboren. Het beroemdste schip dat daar van de helling zou komen was de Oranje, in zijn tijd het snelste passagiersschip ooit.

Achter het Centraal Station lag Amsterdam-Noord. Voor veel Amsterdammers was dat letterlijk uit het zicht. Dat miskende het belang van dit deel van de stad, vooral op het gebied van de scheepsbouw en -reparatie. Het hoogtepunt was de bouw van het passagierschip ‘Oranje’, op de werf van de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (de NSM), toen de grootste scheepswerf van Nederland.

De Oranje was gemaakt in opdracht van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’ en bestemd voor het onderhouden van lijndiensten op Nederlands-Indië. Het schip zou jaarlijks zo’n 8000 passagiers van en naar de Nederlandse kolonie brengen. De Oranje was niet alleen een prachtig schip, het was ook het snelste passagiersschip van zijn tijd. Toen het schip in 1938 van de helling liep, kwamen er duizenden mensen kijken. Koningin Wilhelmina doopte het schip… en daarna gebeurde er niets. Er was een hydraulische pers voor nodig om het schip in het water terecht te laten komen.

Aanvankelijk was het gebied over het IJ vooral bekend om het galgenveld dat daar lag (op Volewijck). Maar na de opening van het kanaal in 1876 waren de ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen. Al in 1877 had de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADM) zich er gevestigd, ter hoogte van de Valkenweg en Meeuwenlaan. Het ijzeren dok was speciaal gebouwd voor grote stoomschepen, die nu via het Noordzeekanaal naar de Amsterdamse havens konden varen.

In de jaren 1920 vestigde zich in Noord ook de NSM, bij de Cornelis Douwesweg. Daar lagen ook de werven van de Nederlandsche Dok Maatschappij (NDM). Direct na de Tweede Wereldoorlog zouden NDM en NSM fuseren tot de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij (NDSM). Over een lengte van twee kilometer was er niets anders te zien dan scheepshellingen, kranen en loodsen.

Door de grote werkgelegenheid groeide Amsterdam-Noord uit tot een volwaardig stadsdeel: de arbeiders en hun gezinnen hadden woningen nodig. In 1917 werden Distel- en Vogeldorp gebouwd. In de jaren twintig verrezen naast de tuindorpen Nieuwendam en Oostzaan, de Van der Pek-, de Vogel- en de Bloemenbuurt en het Blauwe Zand. Alleen de verbinding met de rest van de stad bleef een probleem: een brug achter het Centraal Station zou het scheepverkeer te veel hinderen. Het Damrak en Rokin zouden de verkeersdruk bovendien niet aankunnen. Lange tijd kon het verkeer alleen per pont oversteken. Met veel moeite wist men ten slotte de infrastructuur te verbeteren: door de Schellingerwouderbrug (1957), de Coentunnel (1966) en de IJtunnel (1968).

De toenemende concurrentie vanuit het Verre Oosten zorgde echter voor een crisis in de scheepsbouw, nog verergerd door de oliecrisis in de jaren zeventig. In 1974 bouwde de NSDM-werf de laatste Mammoettanker. Ondanks heftige protestacties ging in 1978 de NDSM failliet; de NSM – een nieuwe werf met een oude naam – in 1984. De laatste grote scheepswerf, de ADM, sloot in 1985. In een paar jaar tijd verloren duizenden havenarbeiders hun baan.

Noord was vooral groot geworden door de scheepsbouw, en leek verloren toen daar een einde aan was gekomen. Maar geleidelijk aan namen kunstenaars de oude gebouwen en terreinen over. Het NDSM-terrein veranderde in een gewilde locatie voor theatervoorstellingen en festivals. Tal van bedrijven in de moderne communicatie- en entertainmentindustrie vestigen zich er nu. Noord herleeft.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina