Vorige pagina
De Amsterdamse Canon - De hongerwinter (1945)


© Cas Oorthuys. Schaars geklede jongen voor een deur
op straat in de hongerwinter, Amsterdam, 1944 - 45.
Nederlands Fotomuseum, Rotterdam

42. De hongerwinter (1945)
De laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog leed Amsterdam honger. Voedsel werd niet meer aangevoerd. Op de zwarte markt vroegen handelaren gigantische bedragen voor een liter melk of een brood. Ook brandstof raakte snel op in die barre winter van 1945. De ondervoeding en de kou eisten een zware tol.

Tijdens de oorlogsjaren probeerden de meeste Amsterdammers zo goed en zo kwaad als mogelijk verder te gaan met hun leven. Vanaf 1942 ging dat steeds moeilijker. Afgezien van de Duitse maatregelen tegen de joden, werden nu steeds meer mannen opgepakt om in Duitsland te gaan werken. Dit was de zogenoemde Arbeidsinzet. Voor de achterblijvers verslechterde het leven nu in snel tempo. Levensmiddelen, schoeisel en kleding raakten schaars. Met een distributiesysteem werd geprobeerd deze goederen min of meer eerlijk over de bevolking te verdelen.

Aanvankelijk was er buiten de distributie om nog wel eens aan eten te komen. Op plekken als de Zeedijk, Nieuwmarkt, Rozengracht en in de Jordaan tierde de zwarte handel welig. Voor veel geld was er nog van alles te koop, zelfs felbegeerde flessen drank en vooral ook sigaren en sigaretten. Was de officiële prijs van een liter melk 18 cent, in de zomer van 1943 moest een koper op de zwarte markt soms al 1 gulden 50 betalen. De lonen en uitkeringen stegen niet mee, waardoor vooral de kwetsbaarste groepen, zoals bejaarden, kleine kinderen en zieken, in de problemen begonnen te komen.

Begin september 1944 leek op Dolle Dinsdag de bevrijding heel dichtbij. Maar Amsterdam had te vroeg gejuicht. De opmars van de geallieerde troepen uit het Zuiden kwam bij de grote rivieren tot stilstand. Daarop kwam de stad in ongekend grote problemen. De regering in ballingschap had opgeroepen tot een algemene spoorwegstaking, om de Duitse militaire transporten te stoppen. Uit vrees voor luchtaanvallen voeren binnenschippers niet meer overdag, vrachtwagens reden nauwelijks, bang voor invordering door de bezetters. De aanvoer van levensmiddelen en brandstof stokte.

Eind september raakten de schappen in de Amsterdamse winkels leeg. De rantsoenen werden kleiner, diefstal nam toe. Amsterdammers begonnen steeds meer gebruik te maken van de gaarkeukens waar ze gratis wat te eten konden krijgen. De situatie verslechterde bovendien nog verder door het barre weer. Rond de jaarwisseling vroor het IJsselmeer dicht, waardoor er over water helemaal niets meer aangevoerd kon worden.

Vanwege de ijzige kou en het gebrek aan brandstof begon heel Amsterdam alles te verzamelen wat maar enigszins warmte afgaf. Vier miljoen houtblokjes werden tussen de tramrails vandaan gesloopt, de trams reden toch niet meer. De Amsterdammers kapten 20.000 bomen en sloopten 5000 huizen. In de verlaten jodenbuurt met zijn toch al bouwvallige huizen vielen daarbij zelfs doden.

De prijzen op de zwarte markt stegen nu gigantisch. In december kostte een brood 15 gulden en tegen het einde van de oorlog 40 gulden, 210 keer zoveel als de officiële prijs. Tulpenbollen en suikerbieten kwamen op het menu te staan. Vooral vrouwen en kinderen – mannen konden worden opgepakt – maakten wekenlange hongertochten langs de boeren op het platteland, waar nog wel voedsel te krijgen was. Soms namen de bezetters bij terugkeer in de stad dit voedsel weer in beslag. In januari 1945 zouden ruim drie keer zoveel Amsterdammers overlijden als normaal. Amsterdam was een stervende stad. De bevrijding kwam geen moment te vroeg.

Met speciale dank aan het Historisch Museum Amsterdam voor het mogen gebruiken van beeldmaterialen en teksten
KLIK HIER
 
 Terug naar de laatste pagina